Selon le Conseil, les pays en voie d'adhésion ont, d'une manière générale, accompli des progrès pour satisfaire aux deux éléments du critère économique de Copenhague, à savoir, en premier lieu, "l'existence d'une économie de marché viable" et, en second lieu, "la capacité de faire face à la pression concurrentielle et aux forces du marché à l'intérieur de l'Union".
De Raad is van mening dat de toetredingslanden in het algemeen vooruitgang geboekt hebben in hun streven te voldoen aan de beide onderdelen van het economisch criterium van Kopenhagen, namelijk in de eerste plaats het bestaan van een "functionerende markteconomie" en in de tweede plaats het vermogen "het hoofd te bieden aan de concurrentiedruk en marktkrachten binnen de Unie".