3° les personnes autres que le trustee visé à l'article 14 et que les ayants droit économiques visés aux 1° et 2° du présent alinéa qui, sans disposer du pouvoir de représenter le trust ou la fiducie dans ses relations avec l'organisme, disposent du pouvoir d'influer notablement sur sa gestion.
3° de personen, met uitzondering van de in artikel 14 bedoelde trustee en van de in het 1° en 2° van dit lid bedoelde economisch rechthebbenden, die, zonder bevoegd te zijn om de trust of de fiducie te vertegenwoordigen in zijn of haar relaties met de onderneming, de macht hebben om een aanzienlijke invloed uit te oefenen op het beheer van de trust.