Par ces motifs, la Cour dit pour droit : - Les articles 39 et 86/2, § 1, de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail, avant leur modification par la loi du 26 décembre 2013 « concernant l'introduction d'un statut uniqu
e entre ouvriers et employés en ce qui concerne les délais de préavis et le jour de carence ainsi que de mesures d'accompagnement », tels qu'ils s'appliquaient avant le 1 janvier 2014, violent les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'ils prévoient que les employeurs d'employés occupés à dater du 1 janvier 2012, justifiant d'une ancienneté réelle ou conventionnelle de douze ans procédant avant le 1 janvier 2
014 au lic ...[+++]enciement desdits employés, doivent régler des indemnités compensatoires de préavis équivalentes à la rémunération de 360 jours, alors que les articles 39 et 65/2 de cette loi, avant leur modification par la loi du 26 décembre 2013 précitée, prévoient que les employeurs d'ouvriers occupés à dater du 1 janvier 2012, justifiant d'une ancienneté réelle ou conventionnelle de douze ans procédant avant le 1 janvier 2014 au licenciement desdits ouvriers, doivent régler des indemnités compensatoires de préavis équivalentes à la rémunération de 64 jours.Om die redenen, het Hof zegt voor recht : - De artikelen 39 en 86/2, § 1, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, vóór de wijziging ervan bij de wet van 26 december 2013 « betreffende de invoering van een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden inzake de opzeggingstermijnen en de carenzdag en begeleidende maatregelen », zoals zij van toepassing waren vóór 1 januari 2014, schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij bepalen dat de werkgevers van bedienden die zijn tewerkgesteld vanaf 1
januari 2012 en die doen blijken van een werkelijke of bij overeenkomst vastgestelde anciënniteit van twaa
...[+++]lf jaar, die vóór 1 januari 2014 overgaan tot het ontslag van die bedienden, compenserende opzeggingsvergoedingen moeten betalen die gelijkwaardig zijn aan het loon voor 360 dagen, terwijl de artikelen 39 en 65/2 van die wet, vóór de wijziging ervan bij de voormelde wet van 26 december 2013, bepalen dat de werkgevers van arbeiders die zijn tewerkgesteld vanaf 1 januari 2012 en die doen blijken van een werkelijke of bij overeenkomst vastgestelde anciënniteit van twaalf jaar, die vóór 1 januari 2014 overgaan tot het ontslag van die arbeiders, compenserende opzeggingsvergoedingen moeten betalen die gelijkwaardig zijn aan het loon voor 64 dagen.