C. considérant que la Cour de Justice a affirmé que l'article 296 ne constituait pas une dérogation générale et systématique, que son utilisation devait être justifiée au cas par cas, que le recours à cet article n'était justifié que s'il était nécessaire pour atteindre l'objectif de la sauvegarde des intérêts de sécurité pertinents en cause et que la charge de la preuve devait incomber à l'État membre concerné,
C. overwegende dat het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat artikel 296 geen algemene en automatische vrijstelling inhoudt, dat het beroep op dit artikel in elke situatie afzonderlijk gerechtvaardigd moet zijn en alleen is toegestaan wanneer dat noodzakelijk is voor het verwezenlijken van het doel van bescherming van de betrokken veiligheidsbelangen, en dat de bewijslast hiervoor bij de betrokken lidstaat ligt,