Comme le relève toutefois le Conseil des ministres, les commerçants en diamant peuvent également recevoir une allocation de compensation s'ils « occupent des ouvriers ou des ouvrières au travail effectif du diamant, c'est-à-dire le clivage, le polissage, le brutage, le sertissage et le sciage du diamant », ainsi que le précise l'article 2, 2°, de la loi du 12 avril 1960.
Zoals de Ministerraad evenwel opmerkt, kunnen ook diamanthandelaars een compensatie-uitkering krijgen, indien zij « werklieden of werksters tewerkstellen aan het eigenlijke bewerken van diamant, zijnde het klieven, het slijpen, het snijden, het verstellen en het zagen van diamant », zoals bepaald in artikel 2, 2°, van de wet van 12 april 1960.