3. Les États membres peuvent, au niveau national ou des blocs d’espace aérien fonctionnels, décider d’adopter des seuils d’alerte différents de ceux visés à l’article 9, paragraphe 3, afin de tenir compte de la situation ou des particularités locales.
3. De lidstaten kunnen, op nationaal niveau of op dat van de functionele luchtruimblokken, beslissen om waarschuwingsdrempels vast te stellen die afwijken van de in artikel 9, lid 3, bedoelde drempels, ten einde rekening te houden met plaatselijke omstandigheden en specificiteiten.