A l'instar des parties requérantes dans leur mémoire en réponse, la Cour constate que l'article 11 de la loi du 3 mai 1999 portant des dispositions budgétaires et diverses a modifié le texte de la disposition attaquée puisqu'il prévoit que les établissements de crédit relevant du droit d'un autre Etat membre de la Communauté européenne, soumis à enregistrement en vertu de l'article 75bis, § 1, alinéa 4, de la loi du 12 juin 1991, sont soumis au prélèvement au même titre que les établissements agréés en application de l'article 74.
Net zoals de verzoekende partijen in hun memorie van antwoord, stelt het Hof vast dat artikel 11 van de wet van 3 mei 1999 houdende budgettaire en diverse bepalingen de tekst van de bestreden bepaling heeft gewijzigd, aangezien het bepaalt dat de kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschap en die op grond van artikel 75bis, § 1, vierde lid, van de wet van 12 juni 1991 aan registratie zijn onderworpen, net zoals de instellingen die met toepassing van artikel 74 zijn erkend, aan de afname zijn onderworpen.