La Cour doit examiner si les articles 6 et 21 de la loi du 15 mai 1984 violent le principe d'é
galité en ce qu'ils font dépendre de l'existence ou non d'un conjoint survivant l'ouverture d'office, par l'Administration des pensions, d'un dossier de pension de survie
au nom du conjoint divorcé (première question) et en ce qu'ils subordonnent le droit du conjoint divorcé à une pension de survie à l'introduction d'une demande dans l'année qui suit la date du décès de l'ex-con
joint lorsqu'il y a également ...[+++] un conjoint survivant, alors qu'aucune condition de délai n'est prévue s'il n'y a pas de conjoint survivant (deuxième question), même si le conjoint divorcé n'a pas connaissance du décès de l'ex-conjoint et alors que l'Administration des pensions dispose de toutes les possibilités pour l'en informer de façon à ce qu'il puisse sauvegarder son droit à une pension de survie (troisième question).Het Hof dient te onderzoeken of de artikelen 6 en 21 van de wet van 15 mei 1984 het gelijkheidsbeginsel schenden doordat zij het ambtshalve openen van een overlevingspensioendossier door de Administratie der Pensioenen op naam van de uit de echt gescheiden echtgenoot afhankelijk stellen van het al dan ni
et bestaan van een langstlevende echtgenoot (eerste vraag) en doordat zij het recht van de uit de echt gescheiden echtgenoot op een overlevingspensioen afhankelijk stellen van een aanvraag binnen het jaar na de overlijdensdatum van de ex-echtgenoot indien er eveneens sprake is van een langstlevende echtgenoot terwijl er geen enkele termij
...[+++]nvereiste geldt indien er geen sprake is van een langstlevende echtgenoot (tweede vraag), ook al is de uit de echt gescheiden echtgenoot niet op de hoogte van het overlijden van de ex-echtgenoot en beschikt de Administratie der Pensioenen over alle mogelijkheden om hem daarvan op de hoogte te brengen zodat hij zijn recht op een overlevingspensioen zou kunnen vrijwaren (derde vraag).