Aux fins de la détermination d'un défaut de conformité dans les cas où une procédure judiciaire est engagée, la directive établit le concept de présomption réfragable, en vertu duquel le vendeur qui répond d'un défaut de conformité (défectuosité du bien) peut démontrer sur la base de certains critères que, au moment de la livraison, le bien était en conformité avec le contrat.
De richtlijn voert voor de beoordeling van een gebrek aan overeenstemming in een geding voor een rechtbank het begrip weerlegbaar vermoeden in, wat betekent dat de verkoper, die voor een gebrek aan overeenstemming (tekortkoming van het goed) aansprakelijk is, aan de hand van bepaalde criteria kan aantonen dat het goed op het ogenblik van de levering in overeenstemming was met de overeenkomst.