En ce qui concerne l'affaire n° 1775, le Conseil des ministres déclare que la partie requérante ne précise pas en quoi consiste son intérêt, en tant que commune, à l'annulation de l'article 91 de la loi du 15 mars 1999 et que cet intérêt ne peut pas davantage se déduire du moyen formulé, puisque ce moyen est présenté en adoptant le point de vue du contribuable et que « la commune ne peut elle-même invoquer valablement une apparence de défaut éventuel d'indépendance et d'impartialité dans son chef ou dans le chef d'un de ses organes légaux, en l'occurrence le collège des bourgmestre et échevins».
Wat de zaak nr. 1775 betreft, voert de Ministerraad aan dat de verzoekende partij niet preciseert waarin haar belang inzake de vernietiging van artikel 91 van de wet van 15 maart 1999 als gemeente bestaat en dat dit evenmin kan worden afgeleid uit het aangevoerde middel, vermits dat middel wordt aangevoerd vanuit het standpunt van de belastingplichtigen en « de gemeente zich zelf niet ontvankelijk vermag te beroepen op een schijn van eventueel gebrek aan onafhankelijkheid en onpartijdigheid in eigen hoofde of in hoofde van één van haar wettelijke organen, hier het college van burgemeester en schepenen ».