3. Dans le cas où les dépenses effectives d'un État membre pour un exercice excèdent les montants communiqués en application de l'article 47, paragraphe 1, premier alinéa, point b), ou les montants résultant de l'application du paragraphe 2 du présent article, les dépenses excédentaires de l'exercice en cours seront prises en compte à concurrence des crédits restant disponibles après le remboursement des dépenses aux autres États membres et au prorata des dépassements constatés.
3. Indien de werkelijke uitgaven van een lidstaat voor een begrotingsjaar groter zijn dan de overeenkomstig artikel 47, lid 1, eerste alinea, onder b), meegedeelde bedragen of dan de uit de toepassing van lid 2 van het onderhavige artikel resulterende bedragen, wordt het teveel aan uitgaven in dat begrotingsjaar in aanmerking genomen tot maximaal het bedrag van de kredieten die beschikbaar blijven nadat de uitgaven van de andere lidstaten zijn vergoed, en naar evenredigheid van de vastgestelde overschrijdingen.