Il ressort des travaux préparatoires de la loi du 7 novembre 1988 « modifiant la législation sur le bail à ferme et la limitation des fermages », qui a modifié les articles 8 et 37 précités afin d'assimiler aux descendants et aux enfants adoptifs les conjoints de ceux-ci, que le législateur a entendu, tout en préservant « un équilibre entre les intérêts du preneur quant à sa sécurité d'entreprise et ceux du bailleur en tant qu'investisseur en biens ruraux » (Doc. parl., Chambre, 1981-1982, n° 171/40, pp. 7, 11, 47 et 133), renforcer la position du preneur vis-à-vis du propriétaire qui désire lui donner congé (idem, p. 8).
Uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 7 november 1988 « tot wijziging van de wetgeving betreffende de pacht en de beperking van de pachtprijzen » waarbij de voormelde artikelen 8 en 37 zijn gewijzigd om de echtgenoten van de afstammelingen en aangenomen kinderen met deze laatsten gelijk te stellen, blijkt dat de wetgever, met behoud van « een evenwicht [.] tussen enerzijds de belangen van de pachter met het oog op zijn bedrijfszekerheid en anderzijds die van de verpachter die in landeigendommen geïnvesteerd heeft » (Parl. St., Kamer, 1981-1982, nr. 171/40, pp. 7, 11, 47 en 133), de positie van de pachter heeft willen verstevigen ten aanzien van de eigenaar die de pacht wil opzeggen (idem, p. 8).