G. considérant que la déclaration des Nations unies de 1986 sur le droit au développement confirme que «le droit au développement est un droit inaliénable de l'homme en vertu duquel toute personne humaine et tous les peuples ont le droit de participer et de contribuer à un développement économique, social, culturel et politique»; considérant que l'Union européenne a l'obligation de ne pas porter préjudice à ce droit et qu'elle doit plutôt l'intégrer dans des accords internationaux et en faire une ligne directrice des politiques européennes,
G. herinnert eraan dat in de VN-verklaring van 1986 inzake het recht op ontwikkeling wordt bevestigd dat „het recht op ontwikkeling een onvervreemdbaar mensenrecht is, op grond waarvan ieder mens en alle volkeren er aanspraak op kunnen maken deel te nemen aan, bij te dragen tot en voordeel te hebben van de economische, sociale en culturele ontwikkeling”; is daarom van oordeel dat de EU de verplichting heeft dit recht niet te ondermijnen en het juist in internationale overeenkomsten moet integreren en als richtsnoer bij Europees beleid moet laten dienen,