Avec le droit à l'intégrité, on a toujours essayé de rechercher l'équilibre nécessaire entre, d'une part, l'autonomie (il est important que l'enfant puisse se développer, puisse acquérir une certaine autonomie, condition sine qua non d'un épanouissement) et, d'autre part, une protection en cas d'abus à son égard.
Bij de toekenning van het recht op integriteit heeft men steeds gepoogd een noodzakelijk evenwicht te vinden tussen enerzijds zelfstandigheid (het is belangrijk dat het kind zich kan ontwikkelen, enige zelfstandigheid kan verwerven die een conditio sine qua non is voor zijn ontwikkeling) en anderzijds bescherming tegen misbruiken van zijn persoon.