La seconde question préjudicielle porte sur la compatibilité avec les articles 10 et 11 de la Constitution des articles 52, § 1, et 70 de la même loi en ce que l'ouvrier se trouvant dans la même situation contractuelle que l'employé se voit compter, contrairement à ce dernier, un jour de carence en cas d'incapacité de travail résultant d'une maladie autre que professionnelle ou d'un accident autre qu'un accident du travail ou survenu sur le chemin du travail, lorsque la durée d'incapacité n'atteint pas quatorze jours.
De tweede prejudiciële vraag heeft betrekking op de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van de artikelen 52, § 1, en 70 van dezelfde wet, in zoverre voor de arbeider, die zich in dezelfde contractuele situatie als de bediende bevindt, in tegenstelling tot die laatstgenoemde, in geval van arbeidsongeschiktheid wegens een andere ziekte dan een beroepsziekte of een ander ongeval dan een arbeidsongeval of een ongeval naar of van het werk, een carenzdag wordt geteld wanneer de arbeidsongeschiktheid geen veertien dagen duurt.