4. Les emprunts subordonnés visés au paragraphe 2, second alinéa, point c), ne peuvent pas dépasser 150 % des fonds propres de base résiduels en vue de satisfaire aux exigences calculées conformément à l'article 21, aux articles 28 à 32 et aux annexes I à VI, et ils ne peuvent approcher ce plafond que dans des cas particuliers admissibles pour les autorités compétentes.
4. De in lid 2, tweede alinea, onder c), bedoelde achtergestelde leningen mogen niet meer belopen dan maximaal 150 % van het oorspronkelijke eigen vermogen dat resteert om te voldoen aan de vereisten berekend overeenkomstig de artikelen 21 en 28 tot en met 32 en de bijlagen I tot en met VI en mogen dit maximum uitsluitend benaderen in voor de bevoegde autoriteiten aanvaardbare bijzondere omstandigheden.