Il est également apparu à l'occasion de l'examen des conséquences de l'arrêt de la Cour de cassation que toute une série de textes en matière de traitements et de subv
entions-traitements encourait le risque de voir leur légalité contestée, sur le fondement du raisonnement tenu par la cour de cassation dans son arrêt du 23 mars 2012, à savoir : [...] - l'arrêté royal du 9 novembre 1978 fixant au 1 avril 1972 les échelles de traitements des membres du personnel directeur et enseignant et du personnel auxiliaire d'éducation des établissements d'enseignement artistique de plein exercice de l'Etat, relevant du Ministre de la Culture néerlanda
...[+++]ise et du Ministre de la Culture française, ainsi que des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance des établissements d'enseignement artistique; [...] Face à ce constat et pour éviter toute difficulté quant à la conformité d'une telle réfection avec le principe général de la non-rétroactivité des décisions administratives, consacré notamment par l'article 2 du Code civil, il convient d'opérer par voie décrétale en procédant à une validation législative des arrêtés du 12 avril 1969 et du 27 juin 1974 et de leurs arrêtés modificatifs ainsi que des autres arrêtés en matière de traitement et de subventions-traitements cités ci-dessus.Bij het onderzoek van de gevolgen van het arrest van het Hof van Cassatie is eveneens gebleken dat een hele reeks teksten inzake wedden e
n weddetoelagen het risico liep dat de geldigheid ervan wordt betwist op grond van de redenering die het Hof van Cassatie in zijn arrest van 23 maart 2012 heeft gevolgd, namelijk : [...] - het koninklijk besluit van 9 november 1978 tot vaststelling op 1 april 1972 van de weddeschalen van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de rijksinrichtingen voor kunstonderwijs met volledig leerplan, ressorterend onder de Minister van Nederlandse Cultuur en de Minister van Fr
...[+++]anse Cultuur, alsmede van de personeelsleden van de inspectiedienst belast met het toezicht op de inrichtingen voor kunstonderwijs; [...] Tegenover die vaststelling en om elke moeilijkheid te voorkomen ten aanzien van de overeenstemming van een dergelijk herstel met het algemeen beginsel van de niet-retroactiviteit van de administratieve beslissingen, met name verankerd in artikel 2 van het Burgerlijk Wetboek, dient op decretale wijze te worden opgetreden door over te gaan tot een wetgevende geldigverklaring van de besluiten van 12 april 1969 en van 27 juni 1974 en van de wijzigingsbesluiten ervan, alsook van de andere besluiten inzake wedden en weddetoelagen die hiervoor zijn aangehaald.