La Cour relève ensuite l’existence d’une contradiction entre l’abaissement immédiat de huit ans de l’âge de départ à la retraite pour ces professions, sans prévoir un étalement graduel de cette modification, et le rehaussement de 3 ans de l’âge de départ à la retraite pour le régime général des pensions (c’est-à-dire le passage de 62 à 65 ans) qui doit s’effectuer à partir de 2014 sur une période de huit ans.
Het Hof wijst er vervolgens op dat er een tegenstrijdigheid is tussen de onmiddellijke verlaging van de pensioenleeftijd voor deze beroepen met 8 jaar, zonder deze wijziging geleidelijk aan door te voeren, en de verhoging van de pensioenleeftijd in het algemene pensioenstelsel met 3 jaar (dat wil zeggen van 62 naar 65 jaar) die vanaf 2014 moet plaatsvinden over een periode van acht jaar.