1. Chaque État membre établit annuellement un compte récapitulatif des droits constatés repris dans sa comptabilité visée à l'article 6, paragraphe 3, point a), et le transmet à la Commission avant le 1er avril de l'année qui suit l'exercice en question.
1. Elke lidstaat stelt jaarlijks een samenvattende rekening op van de in zijn in artikel 6, lid 3, onder a), bedoelde boekhouding opgenomen vastgestelde rechten en zendt die vóór 1 april van het jaar dat volgt op het betrokken begrotingsjaar, aan de commissie toe.