« Art. 26. L'action publique et l'action civile résultant d'une infraction aux dispositions de la présente loi ou de ses arrêtés d'exécution se prescrivent par cinq ans à partir du jour qui suit la date du procès-verbal constatant l'infraction, sans que ces actions puissent toutefois se prescrire avant que l'action en réparation d'un dommage fondée sur une responsabilité extracontractuelle au sens de l'article 2262bis, § 1, alinéa 2, du Code civil soit prescrite».
« Art. 26. De openbare rechtsvordering en de burgerlijke rechtsvordering wegens overtreding van deze wet of haar uitvoeringsbesluiten verjaren door verloop van vijf jaar vanaf de dag volgend op de datum van het proces-verbaal dat de overtreding vaststelt, zonder dat deze rechtsvorderingen echter kunnen verjaren vooraleer de rechtsvordering tot vergoeding van schade op grond van buitencontractuele aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 2262bis, § 1, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek is verjaard».