Si une analyse préalable révèle que les eaux souterraines dans lesquelles le rejet de substances visées au paragraphe 1 , alinéa 2, est envisagé, sont, de façon constante, impropres à tout autre usage, le Ministre peut autoriser, selon la procédure qu'il détermine, le rejet de ces substances, à condition que la présence de ces substances n'entrave pas l'exploitation des ressources du sol. § 4.
Als uit een voorafgaand onderzoek blijkt dat het grondwater waarin de lozing van stoffen bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, 1°, wordt overwogen, blijvend ongeschikt is voor enig ander gebruik, kan de Minister, volgens de procedure die hij bepaalt, het lozen van deze stoffen toelaten op voorwaarde dat de aanwezigheid van deze stoffen het benutten van bodemschatten niet hindert § 4.