4. Sauf en ce qui concerne les dispositions visées au paragraphe 3, un État membre peut, selon des modalités transparentes et non discriminatoires, octroyer une dérogation pendant une période ne dépassant pas cinq ans, renouvelable deux fois pour une période maximale de cinq ans à chaque fois, à l’application des dispositions du présent règlement en ce qui concerne les services ferroviaires intérieurs de transport de voyageurs.
4. Met uitzondering van de bepalingen opgenomen in lid 3, kan een lidstaat, op een transparante en niet-discriminerende wijze, voor een maximale periode van vijf jaar een vrijstelling, die tweemaal kan worden verlengd voor telkens ten hoogste vijf jaar, toekennen voor de toepassing van de bepalingen van deze verordening voor binnenlandse spoorwegdiensten voor reizigers.