Art. 6. § 1. Si l'élève ou l'étudiant s'est mari
é le 31 décembre au plus tard de l'année scolaire ou académique concernée, est pris en compte dans le calcul de l'allocation, le revenu de référence des deux époux, à la condition
qu'ils ont obtenus mensuellement pendant douze mois, à partir du mariage, respectivement de la cohabitation et à condition qu'ils aient un enfant en commun, respectivement de la cohabitation en vue de continuer une relation durable sur la base de l'article 9 ou 9bis de la loi du 15 décembre 1980 sur l'accès a
...[+++]u territoire, le séjour, l'établissement et l'éloignement des étrangers, jusqu'au 31 décembre inclus de l'année calendaire qui suit le début de l'année scolaire ou académique, des moyens financiers dont le total correspond au moins au revenu d'intégration sociale qui est versé annuellement au 31 décembre de l'année calendaire précédant l'année scolaire ou académique concernée, conformément aux articles 14, § 1, 1° et 15 de la loi du 26 mai 2002 concernant le droit à l'intégration sociale, à la personne qui cohabite avec une ou plusieurs personnes.Art. 6. § 1. Indien de leerling of student uiterlijk op 31 december van het betrokken school- of academiejaar gehuwd is, wordt voor de berekening van de toelage uitgegaan van het referentie-inkomen van beide echtgenoten, op voorwaarde dat zij vanaf het ogenblik van het huwelijk, respectievelijk van de samenwoning en er een gemeenschappelijk kind is, respectievelijk de samenwoning naar aanleiding van het verder zetten van een duurzame relatie op basis van artikel 9 of 9bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, tot en met 31 december van het kalenderjaar dat volgt op de aanvang van het betrokken school- of academiej
aar, twaal ...[+++]f maanden financiële middelen hebben verworven waarvan het totaal minstens overeenkomt met het leefloon dat op 31 december van het kalenderjaar voorafgaand aan het betrokken school- of academiejaar overeenkomstig het artikel 14, § 1, 1° en het artikel 15 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie, jaarlijks wordt uitgekeerd aan de persoon die met één of meerdere personen samenwoont.