1. Outre la dotation calculée conformément à l’article 15, paragraphe 1, point a), les États membres reçoivent, lorsque cela est jugé opportun, un montant supplémentaire tel que prévu à l’article 15, paragraphe 2, point b), sur la base d’une somme forfaitaire de 4 000 euros par personne relocalisée sur leur territoire en provenance d’un autre État membre.
1. De lidstaten ontvangen, indien nodig, naast de overeenkomstig artikel 15, lid 1, onder a), berekende toewijzing een aanvullend bedrag als bedoeld in artikel 15, lid 2, onder b), in de vorm van een vast bedrag van 4 000 euro per persoon die uit een andere lidstaat is overgebracht.