152. souligne l'importance de protéger la liberté de pensée, de conscience, de religion ou de conviction, y compris l'athéisme et les autres formes de non croyance, dans les conventions internationales sur les droits de l'homme, et insiste sur le fait que cette liberté ne doit pas être minée par l'application de lois sur le blasphème utilisées pour opprimer et persécuter les personnes de religion ou de conviction différente; souligne que les lois sur le blasphème sont souvent promues en prétextant qu'elles réduisent les tensions sociales, alors qu'elles ne contribuent en réalité qu'à leur augmentation et à la montée de l'intolérance, surtout envers les minorités religieuses; rappelle, à cet égard, que l'interdiction, la confiscation et la
...[+++] destruction tant des lieux de culte que des publications religieuses, ainsi que l'interdiction de la formation du clergé, demeurent des pratiques communes dans plusieurs pays; prie instamment les institutions européennes de lutter contre ces violations lors de leurs contacts avec les gouvernements concernés; appelle à une prise de position ferme contre l'instrumentalisation des lois sur le blasphème aux fins de la persécution des membres des minorités religieuses; 152. onderstreept het belang van bescherming van de vrijheid van denken, geweten, godsdienst of overtuiging, met inbegrip van atheïsme en andere vormen van niet-gelovigheid, op grond van internationale verdragen op het gebied van de mensenrechten, en benadrukt dat deze vrijheden niet ondergraven mogen worden door het inzetten van blasfemiewetten om mensen met een andere godsdienst of overtuiging te onderdrukken en te vervolgen; benadrukt dat blasfemiewetten weliswaar vaak worden toegepast onder het mom van het verminderen van de sociale spanningen, maar dat deze in werkelijkheid slechts bijdragen aan de toename daarvan en aan een toename van onverdraagzaamheid, met name ten opzichte van religieuze minderheden; herinnert er in dit verband
...[+++]aan dat het in een aantal landen in de wereld nog steeds normale praktijk is om gebedshuizen en religieuze publicaties te verbieden, in beslag te nemen en te vernietigen en de opleiding van geestelijken te verbieden; dringt erop aan dat de EU-instellingen zich in hun contacten met de betreffende regeringen tegen dergelijke schendingen verzetten; roept op tot een krachtdadige houding tegen het gebruik van blasfemiewetten als instrument om leden van religieuze minderheden te vervolgen;