Sur la base du Traité franco-belge, les fonctionnaires de police des deux États peuvent participer à des patrouilles communes dans la région frontalière, mais seuls les fonctionnaires de l'État d'accueil peuvent procéder à des contrôles et à des interrogatoires, tandis que les fonctionnaires de l'autre État peuvent uniquement participer en tant qu'observateurs. À cette occasion, ils portent néanmoins leur uniforme national et leur arme de service qu'ils ne peuvent utiliser qu'en cas de légitime défense (22).
Op basis van het Frans-Belgisch verdrag kunnen de politieambtenaren van de twee Staten deelnemen aan gezamenlijke patrouilles in het grensgebied, maar kunnen enkel de ambtenaren van de gaststaat overgaan tot controles en ondervragingen, terwijl de ambtenaren van de andere Staat enkel kunnen deelnemen als waarnemer, waarbij ze wel hun nationaal uniform dragen en hun dienstwapen dat ze enkel zullen mogen gebruiken in geval van wettige verdediging (22).