Ainsi, si l'enfant a, parmi ses nationalités, la nationalité belge, les autorités appliqueront le droit belge (article 3, § 2, 1°, du Code de droit international privé). Par contre, dans les autres cas, l'officier de l'état civil privilégie la nationalité avec lequel l'enfant présente les liens les plus étroits (article 3, § 2, 2°, du Code de droit international privé).
Indien de Belgische nationaliteit één van de nationaliteiten van het kind is zullen de autoriteiten dus het Belgisch recht toepassen (artikel 3, § 2, 1°, van het Wetboek van internationaal privaatrecht); in de andere gevallen daarentegen geeft de ambtenaar van de burgerlijke stand voorrang aan de nationaliteit waarmee het kind de nauwste banden heeft (artikel 3, § 2, 2°, van het Wetboek van internationaal privaatrecht).