3. Dans le cas des notaires et des membres des professions juridiques indépendantes mentionnées à l'article 2 bis, point 5, les États membres peuvent désigner un organe d'autorégulation approprié de la profession concernée comme l'autorité à informer des faits visés au paragraphe 1, point a) et, dans ce cas, prévoient les formes appropriées de coopération entre cet organe et les autorités responsables de la lutte contre le blanchiment de capitaux.
3. In het geval van de in artikel 2 bis, punt 5, bedoelde notarissen en onafhankelijke beoefenaars van juridische beroepen kunnen de lidstaten een passende zelfregulerende instantie van het desbetreffende beroep aanwijzen als de autoriteit die op de hoogte moet worden gesteld van de in lid 1, onder a), van dit artikel bedoelde feiten en stellen zij de passende vormen van samenwerking tussen deze instantie en de voor de bestrijding van het witwassen van geld verantwoordelijke autoriteiten vast.