En ce qu'il est reproché aux articles 2, 3 et 16 en cause de s'appliquer indifféremment, du fait de l'absence d'un régime transitoire, aux condamnés concernés, que leur condamnation soit antérieure ou postérieure à l'entrée en vigueur de la loi du 17 mars 2013, ce traitement identique n'apparaît pas dénué de justification raisonnable, compte tenu de la réponse à la première question préjudicielle.
In zoverre de in het geding zijnde artikelen 2, 3 en 16 wordt verweten zonder onderscheid, als gevolg van de ontstentenis van een overgangsregeling, van toepassing te zijn op de betrokken veroordeelden, ongeacht of hun veroordeling heeft plaatsgehad vóór of na de inwerkingtreding van de wet van 17 maart 2013, blijkt die identieke behandeling niet zonder redelijke verantwoording te zijn, rekening houdend met het antwoord op de eerste prejudiciële vraag.