Les requérants dans les affaires n 2557 et 2561 à 2563 font en outre valoir que la même disposition viole les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'elle exclut de ce même bénéfice ceux des enseignants des écoles supérieures des arts qui, sans exercer effectivement une profession artistique, sont des agents statutaires ayant vocation à exercer un emploi à caractère artistique que, pour des raisons indépendantes de leur volonté, ils ne peuvent exercer et qui bénéficient, à ce titre, d'un traitement d'attente.
De verzoekende partijen in de zaken nrs. 2557 en 2561 tot 2563 voeren bovendien aan dat dezelfde bepaling de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, in zoverre zij die docenten aan de hogere kunstscholen die, zonder een artistiek beroep daadwerkelijk uit te oefenen, statutaire ambtenaren zijn die geschikt zijn om een artistiek beroep uit te oefenen dat zij onafhankelijk van hun wil niet kunnen uitoefenen en daardoor een wachtwedde genieten, van hetzelfde voordeel uitsluit.