« L'article 17, § 4ter , des lois coordonnées sur le Conseil d'Etat ne viole-t-il pas les articles 10 et 11 de la Constitution, considérés isolément et combinés avec les articles 23 et 160 de la Constitution, en tant que la présompti
on de désistement d'instance s'applique également, malgré l'introducti
on d'une demande de poursuite de la procédure avant le quinzième jour de la nouvelle année judiciaire et dans les 45 jours à compter de la notification de l'arrêt, lorsque le délai fixé pour la demande de poursuite de la procédure prend
...[+++]cours et expire pendant les vacances judiciaires, alors que cette règle est prescrite par les articles 2 et 50, alinéa 2, du Code judiciaire, compte tenu du fait que les parties requérantes ont élu domicile chez un avocat et du fait que le prononcé de l'arrêt rejetant la demande de suspension est intervenu après le délai prévu à l'article 17, § 4, des lois coordonnées sur le Conseil d'Etat et que les parties requérantes ne peuvent pas non plus déterminer à l'avance la date de notification de l'arrêt ?« Schendt het artikel 17, § 4ter , van de Gecoördineerde Wetten op de Raad van State niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, afzonderlijk beschouwd en in samenhang beschouwd met de artikelen 23 en 160 van de Grondwet inzoverre het vermoeden van afstand van geding oo
k geldt ondanks het indienen van een aanvraag voor de voortzetting van de procedure voor de 15de dag van het nieuw gerechtelijk jaar en binnen de 45 dagen volgend op de betekening, wanneer deze termijn voor de aanvraag tot voortzetting van de procedure aanvangt in de gerechtelijke vakantie en ook verstrijkt binnen de gerechtelijke vakantie, terwijl deze regel voorgeschreve
...[+++]n is door de artikelen 2 en 50, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, in acht genomen dat verzoekende partijen woonstkeuze hebben gedaan bij een advocaat en in acht genomen dat de uitspraak van het arrest tot verwerping van de schorsingsaanvraag gewezen is na de termijn, voorzien bij het artikel 17, § 4, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State en dat verzoekende partijen evenmin de datum van betekening van het arrest op voorhand kunnen bepalen ?