« Les articles 8, alinéa 2, et 23 in fine de la loi du 8 juin 2006 réglant des activités économiques et individuelles avec des armes, violent-ils les articles 10 et 11 de la Constitution, combinés avec l'article 16 de la Constitution et l'article 1 du premier protocole additionnel à la Convention européenne des droits de l'homme, en ce qu
'ils permettent que soient confisquées des choses appartenant à des tiers de bonne foi qui ne sont pas impliqués dans l'infraction, dès lors qu'ils ne prévoient pas la restitution à ces personnes des choses confisquées et ne prévoient pas la convocation de ces personnes afin qu'elles puissent s'exprimer
...[+++]sur la confiscation obligatoire alors qu'au contraire, l'article 43bis du Code pénal - selon les modalités qui ont été fixées dans l'arrêté royal du 9 août 1991 - prévoit des règles de restitution spécifiques pour les avantages patrimoniaux tirés directement de l'infraction, pour des biens et valeurs de substitution ou pour les revenus de ces avantages investis, que des tiers, intervenants ou non, revendiquent ?« Schenden de artikelen 8, tweede lid, en 23, in fine, van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 16 van de Grondwet en artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre zij toestaan dat zaken die toebehoren aan derden
te goeder trouw die niet bij het misdrijf betrokken zijn, in beslag worden genomen, aangezien zij niet voorzien in de teruggave aan die personen van de in beslag genomen zaken en evenmin voorzien in de oproeping van die personen opdat zi
...[+++]j zich kunnen uitspreken over de verplichte verbeurdverklaring, terwijl daarentegen artikel 43bis van het Strafwetboek - volgens de nadere regels die zijn vastgesteld in het koninklijk besluit van 9 augustus 1991 - voorziet in specifieke regels van teruggave voor vermogensvoordelen die rechtstreeks uit het misdrijf zijn verkregen, voor de goederen en waarden die in de plaats ervan zijn gesteld of voor de inkomsten uit de belegde voordelen, die derden, al dan niet tussenkomende partijen, opeisen ?