Cette circonstance n'est pas de nature à mettre en cause la recevabilité de la question préjudicielle, contrairement à ce que soutient le Conseil des ministres, puisqu'une relation entre ces différents délais est établie non seulement par le juge a quo mais aussi par les travaux préparatoires de la disposition en cause (Doc. parl., Chambre, S.E. 1988, n° 367/1, pp. 1 et 2; n° 367/2, p. 2).
Dat gegeven is niet van dien aard dat het de ontvankelijkheid van de prejudiciële vraag in het geding kan brengen, in tegenstelling tot wat de Ministerraad beweert, vermits niet alleen de verwijzende rechter maar ook de parlementaire voorbereiding van de in het geding zijnde bepaling een verband tussen die verschillende termijnen legt (Parl. St., Kamer, B.Z. 1988, nr. 367/1, pp. 1 en 2; nr. 367/2, p. 2).