En vertu de l'article 62, § 3, de la loi du 15 juin 1899 comprenant le titre Ier et le titre II du Code de procédure pénale militaire, les membres civils suppléants du conseil de guerre en campagne sont nommés parmi les magistrats de carrière des juridictions métropolitaines ou africaines ou parmi les docteurs ou licenciés en droit âgés de vingt-cinq ans accomplis.
Op grond van artikel 62, § 3, van de wet van 15 juni 1899 houdende eerste en tweede titel van het Wetboek van Strafrechtspleging voor het leger worden de plaatsvervangende burgerlijke leden van de krijgsraad te velde benoemd onder de beroepsmagistraten der gerechten van het moederland of van Afrika of onder de doctors of licentiaten in de rechten van ten volle vijfentwintig jaar.