« Art. 1463. La femme divorcée ou séparée de corps, qui n'a point, dans les trois mois et quarante jours après le divorce ou la séparation définitivement prononcés, accepté la communauté, est censée y avoir renoncé, à moins qu'étant encore dans le délai, elle n'en ait obtenu la prorogation en justice, contradictoirement avec le mari, ou lui dûment appelé ».
« Art. 1463. De uit de echt of van tafel en bed gescheiden vrouw die de gemeenschap niet aanvaard heeft binnen drie maanden en veertig dagen nadat de echtscheiding of de scheiding van tafel en bed definitief is uitgesproken, wordt geacht van de gemeenschap afstand te hebben gedaan, behalve indien zij, nog voor het verstrijken van de termijn, van de rechter een verlenging daarvan bekomen heeft, op tegenspraak van de man of deze behoorlijk opgeroepen zijnde ».