Dès lors que, comme il est indiqué en B.6.3, il ne serait pas raisonnablement justifié de traiter différemment les passagers d'un véhicule lié à une voie ferrée victimes d'un accident selon le lieu où survient celui-ci, l'article 4 de la loi du 25 août 1891, qui ne prévoit pas un régime d'indemnisation équivalent à la disposition en cause, ne pourrait conduire la Cour à répondre positivement aux questions préjudicielles.
Aangezien, zoals aangegeven in B.6.3, het niet redelijk verantwoord zou zijn om de passagiers van een aan een spoorweg gebonden voertuig die het slachtoffer van een ongeval zijn, verschillend te behandelen naar gelang van de plaats waar dat ongeval zich voordoet, zou artikel 4 van de wet van 25 augustus 1891, dat niet voorziet in een vergoedingsregeling die gelijkwaardig is aan die van de in het geding zijnde bepaling, het Hof niet ertoe kunnen brengen de prejudiciële vragen bevestigend te beantwoorden.