Une proposition visant à introduire, dans un nouvel alinéa, la seule compétence en matière de droit de visite tant des autorités que de la loi de l'État de la résidence habituelle de l'enfant a été rejetée à une large majorité (48). L'organisation et la protection de l'exercice effectif du droit de visite sont donc toujours envisagées par la Convention comme une fonction essentielle des Autorités centrales.
Een voorstel dat erop gericht was in een nieuw lid de uitsluitende bevoegdheid, inzake bezoekrecht, van de overheden en van de wet van de Staat van de gewone verblijfplaats van het kind in te voegen, werd met een ruime meerderheid verworpen (48) De organisatie en de bescherming van de effectieve uitoefening van het bezoekrecht worden door de Conventie dus steeds beschouwd als een essentiële functie van de centrale overheden.