L'article 20 établit l'obligation pour les États Parties d'incriminer la fabrication de documents de voyage ou d'identité frauduleux, le fait de procurer ou fournir de tels documents, le fait de retenir, altérer, soustraire ou endommager le document d'identité ou le document de voyage d'une autre personne, aux fins de permettre la traite des êtres humains.
Naar luid van artikel 20 moeten de Staten die partij zijn het vervaardigen van vervalste reis- of identiteitsdocumenten, het verkrijgen of verstrekken van dergelijke documenten, het voor zich behouden, achterhouden, ontvreemden of beschadigen van het reis- of identiteitsdocument van een andere persoon, teneinde mensenhandel mogelijk te maken, strafbaar stellen.