L'article 28, paragraphe 1, prévoit notamment: « Les États parties reconnaissent le droit des personnes handicapées à un niveau de vie adéquat pour elles-mêmes et pour leur famille, notamment une alimentation, un habillement et un logement adéquats, et à une amélioration constante de leurs conditions de vie [.] ».
Artikel 28, eerste lid bepaalt ondermeer : « De Staten die Partij zijn erkennen het recht van personen met een handicap op een behoorlijke levensstandaard voor henzelf en voor hun gezinnen, met inbegrip van voldoende voeding, kleding, huisvesting en op de voortdurende verbetering van hun levensomstandigheden, ..».