Les organismes et les personnes visés aux articles 2, § 1, et 3 doivent identifier les mandataires de leurs clients et vérifier leur identité, au moyen d'un document probant dont il est pris copie, sur support papier ou électronique et ce, préalablement à l'exercice par ces mandataires de leur pouvoir d'engager le client qu'ils représentent dans le cadre de relations d'affaires ou d'opérations visées au § 1, alinéa 1.
De in de artikelen 2, § 1, en 3 bedoelde ondernemingen en personen moeten de lasthebbers van hun cliënten identificeren en hun identiteit verifiëren aan de hand van een bewijsstuk waarvan een afschrift wordt gemaakt op papier of op een elektronische informatiedrager, vooraleer deze lasthebbers, in het kader van een zakelijke relatie of een in § 1, eerste lid, bedoelde verrichting, gebruik maken van hun bevoegdheid waardoor ze de cliënt die zij vertegenwoordigen verbinden.