L'appréciation des causes d'excuse et des circonstances atténuantes, dans les cas visés aux chapitres VIII et IX, du Livre 1 , du Code pénal, appartient aux juridictions de jugement et, ainsi qu'il est dit ci-après, aux juridictions d'instruction et au ministère public.
De beoordeling van de verschoningsgronden en van de verzachtende omstandigheden, in de gevallen bij bedoeld in de hoofdstukken VIII en IX, 1e boek van het Strafwetboek, berust bij de vonnisgerechten en zoals hierna is bepaald, bij de onderzoeksgerechten en bij het openbaar ministerie.