Les travaux préparatoires de la loi du 13 avril 1995 qui a introduit cette disposition dans le Code civil montrent que le législateur avait l'intention de créer un droit aux relations personnelles, dans l'intérêt des grands-parents et de l'enfant (Doc. parl., Chambre, 1990-1991, n° 1412/1, pp. 2-3; Doc. parl., Chambre, 1988-1989, n° 848/1, pp. 1-2; Doc. parl., Sénat, 1994-1995, n° 1270/2, p. 3).
De parlementaire voorbereiding van de wet van 13 april 1995 waarbij die bepaling in het Burgerlijk Wetboek is ingevoerd, toont aan dat de wetgever het voornemen had om, in het belang van de grootouders en van het kind, een recht op persoonlijk contact in te voeren (Parl. St., Kamer, 1990-1991, nr. 1412/1, pp. 2-3; Parl. St., Kamer, 1988-1989, nr. 848/1, pp. 1-2; Parl. St., Senaat, 1994-1995, nr. 1270/2, p. 3).