Het verslag aan de Koning dat aan het besluit voorafgaat, vermeldt in dat verband : « De persoon wiens activiteit e
ruit bestaat om aan anderen reizen te leveren, kan, naargelang het geval, in hoofdzaak handelen volgens één of meerdere van de drie volgende wijzen : - zelf, met behulp van eigen middelen, de verscheidene goederen en diensten waaruit de reis bestaat verstrekken; - de
reis verwezenlijken door gebruik te maken van de goederen en de diensten die anderen hem met het oog hierop verstrekken; - tussenkomen, in de hoedanigheid
...[+++]van een tussenpersoon, in de verkoop van de reis.