L'exception en faveur des enfants visés à l'article 10, § 1, alinéa 1, 4°, est liée à la nature de la relation entre le regroupant et l'enfant qui veut obtenir un droit de séjour, dès lors qu'il s'agit d'enfants mineurs qui ont, soit un lien de filiation avec le regroupant, soit un lien de filiation avec son conjoint ou partenaire avec lequel un partenariat enregistré équivalent au mariage existe.
De uitzondering ten voordele van de kinderen bedoeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 4°, houdt verband met de aard van de relatie tussen de gezinshereniger en het kind dat een verblijfsrecht wil verkrijgen, nu het gaat om minderjarige kinderen die, hetzij een afstammingsband hebben met de gezinshereniger, hetzij een afstammingsband hebben met zijn echtgenoot of partner met wie een geregistreerd partnerschap bestaat dat gelijkwaardig is met het huwelijk.