Le 5 octobre 2000, lorsqu'il a adopté sa position sur le texte qui est par la suite devenu une directive-cadre – laquelle interdit toute discrimination en matière d'emploi et de travail pour des raisons liées à la religion ou aux convictions, à un handicap, à l'âge ou à l'orientation sexuelle – le Parlement européen a invité la Commission et le Conseil à étendre le champ d'application de la législation anti-discrimination concernant tous les motifs mentionnés à l'article 13 du traité instituant la Communauté européenne, afin qu'il soit au moins aussi étendu que celui défini dans la directive en matière de discrimination raciale.
Op 5 oktober 2000, bij de goedkeuring van zijn standpunt over wat later de kaderrichtlijn zou worden die discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid verbiedt, heeft het Europees Parlement de Commissie en de Raad verzocht de werkingssfeer van de anti-discriminatiewetgeving voor alle in artikel 13 van het EG-Verdrag genoemde gronden uit te breiden tot ten minste de werkingssfeer zoals vastgelegd in de richtlijn inzake de gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming.