17. constate que les États membres et les régions trouvent utile le partenariat et que le principe en a été observé de manière satisfaisante, quoique diversement selon les États; regrette pourtant qu'il ait été appliqué de manière inégale dans les différents États Membres et constate que certains secteurs (ONG, collectivités locales, etc.) ont été consultés seulement dans une dernière phase;
17. stelt vast dat partnerschappen als nuttig worden ervaren door de lidstaten en de regio's en dat er naar behoren van gebruik is gemaakt, hoewel de lidstaten er op verschillende manieren mee omgaan; betreurt het dat het partnerschap in de diverse lidstaten niet op dezelfde manier is toegepast; en dat bepaalde sectoren (NGO's, plaatselijke gemeenschappen, enz.) pas in de laatste fase zijn geraadpleegd;