Dans la mesure où elle recouvre notre action en nullité pour dol, cette règle est conforme à l'article 1304, alinéa 2, du Code civil (v. B. CLAESSENS et D. COUNYE, « De repercussies van de wet van 10 juni 1998 op de structuur van het gemeenrechtelijke verjaringsregime », in De herziening van de bevrijdende verjaring door de wet van 10 juni 1998, Kluwer, 1999, p. 81).
Aangezien deze regel onze vordering tot nietigheid wegens bedrog omvat, stemt hij overeen met artikel 1304, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (zie B. CLAESSENS et D. COUNYE, « De repercussies van de wet van 10 juni 1998 op de structuur van het gemeenrechtelijke verjaringsregime », in De herziening van de bevrijdende verjaring door de wet van 10 juni 1998, Kluwer, 1999, blz. 81).