Le Conseil des ministres et le Gouvernement flamand estiment que la question préjudicielle est irrecevable, d'une part, en ce qu'elle ne précise pas quels sont les autres titulaires d'une autorisation de gestion d'une installation dont la présence constitue une servitude d'utilité publique et, d'autre part, en ce que visant « l'ensemble des personnes soumises à des charges publiques », elle renvoie à une catégorie de personnes encore plus vaste et malaisée à définir.
De Ministerraad en de Vlaamse Regering zijn van mening dat de prejudiciële vraag niet ontvankelijk is, enerzijds, in zoverre daarin niet wordt gepreciseerd wie de andere houders zijn van een vergunning voor het beheer van een installatie waarvan de aanwezigheid een erfdienstbaarheid van openbaar nut vormt en, anderzijds, in zoverre daarin, door « alle personen die aan openbare lasten zijn onderworpen » te beogen, wordt verwezen naar een nog ruimere en moeilijker te definiëren categorie van personen.