Art. 2. Pour pouvoir faire face à une augmentation prévue du travail dans l'entreprise durant certaines périodes de l'année, les entreprises peuvent instaurer une semaine de travail flottante, comme prévu à l'article 20bis de la loi sur le travail du 16 mars 1971, d'après les modalités mentionnées ci-après, à condition qu'elle ne dépasse pas la moyenne de la durée de travail hebdomadaire conventionnelle, soit 38 heures, sur une période d'un an.
Art. 2. Om het hoofd te kunnen bieden aan een te voorziene toename van het werk in het bedrijf tijdens sommige periodes van het jaar, kunnen de ondernemingen een glijdende werkweek instellen, zoals voorzien in artikel 20bis van de arbeidswet van 16 maart 1971, volgens de hiernavolgende modaliteiten, op voorwaarde dat zij, over een periode van één jaar, de conventionele gemiddelde wekelijkse arbeidsduur, zijnde 38 uren, niet overschrijden.