Par son arrêt n° 40/2013 du 21 mars 2013, la Cour constitutionnelle a jugé que la disposition en cause ne violait pas les articles 10 et 11 de la Constitution si elle était interprétée en ce sens que le conjoint du failli est libéré de toute dette qu'il a contractée conjointement ou solidairement avec le failli, même si cette dette a été souscrite au profit du patrimoine propre de ce conjoint.
Bij zijn arrest nr. 40/2013 heeft het Grondwettelijk Hof geoordeeld dat de in het geding zijnde bepaling de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet schond in die interpretatie dat de echtgenoot van de gefailleerde wordt bevrijd van elke schuld die hij gezamenlijk of hoofdelijk is aangegaan met de gefailleerde, zelfs indien die schuld is aangegaan ten voordele van het eigen vermogen van die echtgenoot.